Wat is het nut van de vormgeving en schroefdraad van een implantaat?

Er zijn wereldwijd enorm veel type implantaten op de markt. Implantaten kunnen van elkaar verschillen in materiaal, oppervlakte, connectie, lengte, breedte, vorm, diepte van en afstand tussen de windingen. De meeste implantaatfabrikanten hebben meerdere type implantaten in hun portfolio, met elk hun specifieke eigenschappen. In deze editie van Vast en Zeker gaan wij in op de vormgeving van het implantaat en de schroefdraad.

Straight of tapered?
De vorm van een implantaat kan recht (vaak aangeduid als ‘straight’) of tapstoelopend (‘tapered’) zijn (afbeelding 2). Een tapered implantaat wordt veelal geadviseerd in situaties waar je meer primaire stabiliteit nodig hebt. Denk hierbij aan implantaatplaatsing in een verse extractie-alveole (zgn. ‘immediate placement’) of in zeer zacht bot (klasse III en IV-bot, veelal in de bovenkaak). Wanneer het bot harder is, dan zal de implantaatplaatsing van een tapered implantaat lastiger zijn. Ook de preparatie voor een tapered implantaat vraagt om meer aandacht. Bij een recht implantaat kan de osteotomie vaak net 1 mm dieper geprepareerd worden dan exact de lengte van het implantaat. Zo is er enige speling bij het plaatsen van het implantaat om deze exact op een juiste diepte in het bot te kunnen plaatsen. Bij een tapered implantaat is het daarentegen niet wenselijk om dieper te prepareren. De preparatie van de osteotomie is namelijk bij de meeste systemen ook tapered van vorm. Daardoor verkrijgt het implantaat pas zijn stabiliteit als het in zijn laatste fase bij plaatsing contact maakt met het bot en niet over de gehele lengte zoals bij een recht implantaat. Als er 1 mm dieper geprepareerd wordt bij een tapered implantaat, dan zal deze dus ook 1 mm dieper geplaatst moeten worden om voldoende stabiliteit te verkrijgen.

In bepaalde situaties, zoals tussen twee radices met beperkte ruimte of bij een fors teruglopende processus (bovenfront), kan het plaatsen van een tapered implantaat soms een anatomisch voordeel bieden (afbeelding 3). Men moet zich wel realiseren dat het totale oppervlakte van het bot-implantaat-contact minder groot is bij een tapered implantaat in vergelijking met een straight implantaat van dezelfde lengte.

De vorm van de schroefdraad
Schroefdraden kunnen verschillende vormen hebben. Soms verandert de vorm van een schroefdraad binnen eenzelfde implantaat van coronaal naar apicaal. Fabrikanten doen dit om zo meer primaire stabiliteit te bereiken voor het implantaat. Zo zal het apicale gedeelte van de schroefdraad vaak een snijdende vorm hebben om zich door het bot te kunnen werken. Meer richting coronaal kunnen de windingen dikker worden om het bot meer te comprimeren om zodoende meer stabiliteit te verkrijgen.

1. Implantaten met verschillende soorten windingen.
2. Recht implantaat (links) en een tapered implantaat (rechts).
3. Een situatie waarbij een tapered implantaat beter uitkomt dan een straight implantaat.

4. Binnen hetzelfde implantaat worden in dit geval verschillende vormen schroefdraad gebruikt: de kleine windingen hebben een V-vorm, dan volgt er een rechthoekige schroefdraad waarna er een zgn. reverse buttress vorm schroefdraad volgt. De diepte van de schroefdraad is apicaal dieper dan coronaal waar de diepte

van de schroefdraad steeds meer afneemt.

5. Implantaat met twee schroefdraden (aangegeven met rood en blauw).
6. Bij een snijdend implantaat is de opvangkamer voor het botgruis goed zichtbaar (zie rode cirkel).

De vier belangrijkste vormen schroefdraad zijn (afbeelding 4):
1. V-vorm
2. Rechthoekige vorm
3. Buttress vorm
4.  Reverse buttress vorm

De vorm van de schroefdraad beïnvloedt de krachtenverdeling op het spongieuze bot. In het corticale bot blijkt de vorm van de windingen een minder grote rol te spelen. De rechthoekige vorm schroefdraad blijkt de meest gunstige drukbelasting op het bot te geven. De V-vorm daarentegen de minst gunstige krachten.1

Diepte van de schroefdraden
De diepte van de schroefdraden speelt een rol bij de primaire stabiliteit van het implantaat. Hoe dieper de schroefdraad, des te meer deze zich zal vastgrijpen in het bot. Dit kan binnen hetzelfde implantaat gevarieerd worden, zoals te zien is op foto 4.

Aantal schroefdraden
De steilheid van de schroefdraad bepaalt de snelheid waarmee het implantaat in de osteotomie geplaatst wordt. Als de schroefdraden minder steil zijn, dan zal het implantaat bij één volledige rotatie minder ver in het bot wegzakken dan wanneer de schroefdraad steiler is. De diepte waarmee het implantaat bij één volledige omwenteling wegzakt wordt ook wel de “lead” genoemd (afbeelding 5).2

Een implantaat kan ook twee schroefdraden boven elkaar bevatten. De schroefdraad wordt dan ook steiler. Ofwel, de lead wordt groter. De afstand tussen beide schroefdraden wordt ook wel de “pitch” genoemd. Onderzoek geeft aan dat een enkele schroefdraad meer stabiliteit geeft dan een dubbele schroefdraad. Veelal zijn dit soort onderzoeken computermodellen, die dan ook met voorzichtigheid dienen te worden geïnterpreteerd.3
Het toevoegen van windingen zal met name de indraaisnelheid van het implantaat verhogen.

Stomp of snijdend?
Implantaten zijn van oudsher recht en stomp. Een hoge primaire stabiliteit bleek niet zozeer noodzake-lijk voor een voorspoedige inheling. Stompe implantaten volgen volledig de osteotomie en zijn niet meer van asrichting te wijzigen. Te hoge compressie op het bot, en daarmee botnecrose, zal bij plaatsing van deze stompe implantaten volgens het boorprotocol dan ook niet snel voorkomen. Door het aanbrengen van diepere, scherpere windingen en een ‘opvangkamer’ voor het vrijgekomen bot, zal een implantaat meer snijdend zijn (afbeelding 6). De opvangkamer is vaak goed te herkennen aan het implantaat als een ruimte in het apicale gedeelte. De opvangkamer zal vollopen met het vrijgekomen bot waardoor het implantaat minder snel vast loopt. Met een snijdend implantaat kan de asrichting indien gewenst nog iets worden gewijzigd en kan een hogere primaire stabiliteit worden bereikt, met meestal directe belasting van het implantaat als doel.

Conclusie
Implantaten kunnen zowel recht als tapered zijn. Tapered implantaten bieden soms anatomische voordelen, maar worden meestal gebruikt om een hogere primaire stabiliteit te verkrijgen. Een implantaat kan variëren in type, diepte en steilheid van de windingen. Zowel de vorm van een implantaat als de windingen spelen een rol in het gebruiksgemak en stabiliteit van het implantaat. Een implantoloog dient per situatie in te kunnen schatten welk type implantaat de meest optimale eigenschappen heeft.

Frank Andriessen is werkzaam als tandarts-implantoloog NVOI bij het Tandheelkundig Centrum Wilhelminapier (www. tand-implant.nl) te Rotterdam. David Rijkens is werkzaam als tandarts-implantoloog NVOI bij Mondzorg Kudelstaart (www.mond-zorgkudelstaart.nl). Zij zijn daarnaast beiden cursusleider van de leergang implantologie Vast & Zeker (www.leergangimplantologie. nl).